Gestuiter op Indiase wegen - Reisverslag uit Manāli, India van Daniëlle Boelens - WaarBenJij.nu Gestuiter op Indiase wegen - Reisverslag uit Manāli, India van Daniëlle Boelens - WaarBenJij.nu

Gestuiter op Indiase wegen

Door: Danielle Boelens

Blijf op de hoogte en volg Daniëlle

30 Juni 2013 | India, Manāli

De Khardung La was letterlijk het hoogtepunt. Het is tijd voor de terugreis. Om 7 uur vertrekken we vanuit Leh, terug richting Manali. De motoren van Marco en Johs worden verdeeld onder Irene en Rob, want hun ‘eigen bikes’ gaven wat problemen. Eén motor gaat in het volgbusje met Raju en de chauffeur, één motor wordt bereden door Tikay, onze most handsome mechanic. Het is maar 500 kilometer, maar we zullen er drie dagen over doen.
De wegen in India zijn namelijk een verhaal apart. Over het algemeen rijden we over een pad van zand, zoals wij Nederlanders wel eens zijn tegengekomen als karrensporen. Wit zand met grote rondslingerende keien, die door je voorganger of een Tata samen met een wolk stof worden opgeworpen. Een Tata eist de hele weg op (een Tata is het Indiase merk voor een enorme truck, versierd als tempel, volgeladen met proviand dat over de passen moet). De Tata’s wijken niet. Ook niet voor elkaar. Soms moeten ze elkaar passeren terwijl de ene Tata met z’n grote wielen op het randje van de afgrond balanceert, en de andere met zijn volgeladen truck vastloopt tegen de rotsen.
In de Himalaya heeft iedere weg veel bochten en achter iedere bocht kan een Tata schuilen met het risico dat je als een vlieg op zijn grill klapt. Soms willen ze je wel ruimte geven wanneer ze je aan zien komen. Maar hun stuur draait drie keer rond voordat hun wielen reageren. Het zijn kunstenaars. Echt. Maar wij ook. We kunnen inmiddels inhalen over strookjes van één banddikte breed. We moeten wel. Achter een Tata loop je stoflongen dan wel een koolmonoxidevergiftiging op. Of misschien wel beide.
Er zijn diepe kuilen die lang niet altijd te ontwijken zijn, waarbij je nieren in één klap in je knieën schieten, of je hoogtehoofdpijn als een gong door je schedel dreunt. Een andere variant is geel zand. Twee hard uitgesleten sporen met kuilen gevuld met kiezels of water, met een hobbelige middenbult. We lijken wel acrobaten. Door het smeltwater stromen er hier en daar bergbeekjes omlaag over de weg, waar wij tot aan onze assen doorheen waden. Omdat ik op de tweede dag ben gevallen in zo’n rivier over een rotsblok, vind ik het doorwaden van rivieren erg spannend. Meestal wacht ik tot mijn voorganger er doorheen is, kijk ik of hij een spoor heeft dat niet plotseling een meter diep is, haal adem en zet mijn Enfield in zijn één. Altijd weer makkelijker dan verwacht, hobbelt hij over de rotsblokken en door het kolkende water heen totdat hij weer vast zand onder zijn banden heeft. Wat een kracht hebben deze machines. Met wat pech stroomt het smeltwater niet netjes op één plek van de berg af, maar heeft het water zich vermengd met het zand. Dan glijden we door diep, zuigend modder waar natuurlijk nog de grote keien en gaten in verstopt liggen. Met je voeten naast je motor, blijf je soms achter een steen hangen terwijl de Enfield verder pruttelt, dus de kunst is om op zijn kracht te vertrouwen en je voeten op de steppies te houden. De blauwe plekken op mijn schenen en kuiten verraden dat ik dat niet altijd durf.
Een volgende variant is asfalt. Lichtgrijs, oud, gebarsten, gebroken en zanderig asfalt welteverstaan. Hier en daar kapot gevroren zodat er onverwachte stukken ontbreken. Alsof dat nog geen uitdaging genoeg is, liggen er soms enorme rotsblokken op de weg die naar beneden zijn gekomen. Ik heb brokken gezien zo groot als een skippybal; je moet er niet aan denken dat zo’n stuk ineens voor je wielen naar beneden komt. De Indiërs ruimen het gevallen gesteente op. Ze hakken de grote brokken in kleinere stukken, en dragen ze in een soort L-vormig kastje dat op hun rug rust (en met een band om hun voorhoofd hangt) naar een plek verderop. Een loeizware baan. Hier is geen Arbo wet.
Als we voorbij stuiteren, zwaaien de meesten ook nog naar ons. Respect.

Je zou haast denken dat de Indiase wegwerkers niets doen, maar niets is minder waar. Want soms… heel soms… krijgen we ineens een cadeautje. Strak, glad, zwart, zandvrij en gatenvrij asfalt. Onze rug, ingewanden en knieën komen tot rust. De snelheid komt boven de 40 km per uur. Bochten worden strak aangesneden en steppies schrapen over de grond in haarspeldbochten. Wat een genot!
Hans rijdt deze route voor de 25e keer en heeft nog nooit zoveel asfalt gezien. Ik wil niet weten hoe ze de eerste keer over die bergpassen gekomen zijn.

Van Leh naar Tscho Kar stijgen we van 3500 naar bijna 4700 meter. Het wordt de hoogste slaapplek van de trip. Rob viert zijn 70e verjaardag op grote hoogte! De omgeving is, zo hoog boven de boomgrens, de hele dag grillig. Rotsig. Kaal. Leeg. We rijden over de Northern Indian Plains; een uitgestrekt winderige ‘steengroeve’ met hier en daar een strook zout. We krijgen de eerste regen- en hagelbui van deze trip, maar hij duurt niet lang genoeg om mijn leren broek te doorweken. Gelukkig. Het wordt koud en we slapen vannacht in een tentenkamp waar hij niet zou drogen. Hetzelfde probleem heb ik met mijn bergschoenen. Ze zijn zeiknat door de vele rivier doorwadingen. Bij een theestop koop ik nieuwe zelfgebreide sokken, maar als ik mijn schoenen ondersteboven houd, stroomt het water er uit. Raju biedt zijn motorlaarzen aan, die ik dankbaar accepteer.

Het tentenkamp is luxer dan ik verwacht. De tenten zijn een soort witte legertenten, met twee veldbedden, dekens en een handdoek. Er ligt zelfs tapijt op de grond! Het eten is wonderbaarlijk goed, het is ongelooflijk wat die gasten op tafel kunnen zetten met een benzinebrandertje.
De nacht is erg koud en stormachtig. Het tentdoek wappert en de wind waait zo mijn slaapzak in die ik voor het eerst in mijn leven heb dichtgeknoopt boven mijn hoofd. Mijn deken heb ik aan Irene gegeven.
Ze heeft voor het avondeten nog een eind de berg opgewandeld met haar been met vreemde blauwe plek die steeds roder kleurt. Ongelooflijk. Ik ben op deze hoogte al buiten adem als ik mijn veters strik.

De volgende morgen vertrekken we weer vroeg richting Jispa. De omgeving is nu al zo lang ruig, met grillig gevormde rotsen in de meest uiteenlopende kleuren en uitdagende stuiterwegen, dat de bomen aan het einde van de dag bijna als een verrassing komen. Het wordt weer warm, groen, vriendelijk. Het is één van onze laatste dagen in Ladakh, waar de huizen uit bijna alleen maar ramen bestaan om zoveel mogelijk zon en warmte te vangen gedurende de lange, koude winter.
We slapen in Jispa, aan een bergbeekje met beige koeien die worden gehoed door vrouwen in Indiase klederdracht. Met de hoge witte bergtoppen op de achtergrond, wanen we ons haast in Zwitserland.

En dan ineens is hij dan toch aangebroken: zaterdag, de laatste rijdag.
Ondanks dat ik het immens slechte wegdek soms helemaal zat ben, vind ik het erg jammer. De Indiase Himalaya is met geen enkele reis te vergelijken. Het ruige natuurgeweld, maar zeker ook het afzien, op de weg en daarbuiten. Wij leven zo luxe, zo licht, zo vrij. En dan nog hebben we zoveel te klagen.
Hier leven veel mensen zelfs zonder zoiets simpels als water. Op een kar wordt een grote ton de berg opgeduwd om een dorp van water te voorzien. Wanneer de weg naar beneden gaat, hangen de 60 kilo wegende Indiërs als een anker aan hun kar. De vonken schieten nog net niet onder hun sandalen vandaan.
Er zijn plas- en poepveldjes bij een dorp zonder watervoorzieningen, waar je achter een tentdoek in een gegraven gat je behoefte kunt doen. Bovenop vorige uitwerpselen. Ik houd mijn Tempo zakdoekje met menthol voor mijn neus en mond, voordat ik het als wc papiertje gebruik. Wc papier is sowieso iets westers. Wanneer je de luxe van een ‘toilet’ aantreft (meestal een houten hutje met een gat en een emmer as waarvan eens per dag een schep in het gat wordt gegooid), staat er een emmer water waaraan een klein kannetje hangt. Met dit kannetje schep je wat water waarmee je jezelf reinigt. Ik ben er niet handig in. M’n slip, benen, broek, alles wordt nat. “Dat droogt wel weer,” zeggen ze dan. Geef mij toch maar gewoon een papiertje…

De laatste bergtop is de top waarmee we deze reis begonnen: de Rohtang La. De Lijkenstapel. Op de heenweg twee weken geleden nog vol met sneeuw en ijs, nu vol met dikke modder. Zowel op de heen- als terugweg goed voor een omval-actie. Ik lijk wel een modderworstelaar als ik opsta.

Op de top is het een circus van jewelste. Veel Indiërs komen hier vanuit het hete Delhi om voor het eerst in
hun leven sneeuw te zien. Ze hebben in Manali jaren 70 skipakken gehuurd en glijden in rubber banden door de sneeuw, maken een rondje op een sneeuwscooter of wandelen op een paardje door de sneeuw. Het is hilarisch om te zien!
De wolken hangen laag vandaag, en we dalen af door een dikke mist. Gelukkig is deze kant van de pas geasfalteerd, dat is me op de heenweg met alle hopen sneeuw helemaal ontgaan.
Verder naar beneden begint het steeds harder te regenen, maar de weg is prachtig en ik vertrouw mijn banden blind. Voor het eerst deze trip kijk ik niet meer of ik word gevolgd door Irene en geef ik me helemaal over aan mijn racedrang. Heerlijk!
Onderaan de berg wacht Hans bij een theetentje. Een paar tellen later stopt Robert-Jan. We staan samen in de stromende regen om Rob en Irene op te wachten. We wachten. En wachten. Plasstop? Foto’s?
Net wanneer het ongemakkelijk lang begint te duren, zien we Rob naderen met Irene achterop. Dat is gek. We wachten nog op Tikay, maar hij komt niet. Irene staat inmiddels aan Hans te vertellen wat er is gebeurd.
Ze heeft een serieuze crash gemaakt, maar is ongeschonden. Ze is uit de bocht gevlogen, tegen een boom en is samen met haar motor de afgrond ingetuimeld. Haar motor is over de kop doorgestuiterd en ligt zowat bij de volgende haarspeldbocht. Rob en Tikay reden achter haar en lijken meer geschokt dan zijzelf. Tikay, die inmiddels is gearriveerd, zegt dat ze wegsprong als een steentje. Hop, zo de rand over. Het is een wonder dat ze niets heeft. Tikay heeft gewacht op de volgauto met zijn maatje Raju, om de motor terug te takelen, maar dat lukte niet. Ze hebben de fiets achtergelaten. Irene baalt enorm. De laatste twintig kilometer.
We nemen een shortcut naar Manali, zodat de mechanics snel het materiaal kunnen halen om de motor uit de afgrond te trekken.
De shortcut is supersmal en weer lekker Indiaas. Het is een kunst om al stuiterend op de weg te blijven. Wanneer ik een bocht uitkom, zie ik Rob hoofdschuddend op zijn knieën naast zijn motor zitten. Potverdikkie. Arme Enfields. Gevloerd op weg naar de stal.

Eenmaal terug in Manali wacht ons echter een nieuwe verrassing. Irene laat haar rode ‘blauwe plek’ zien die ze in het begin van de motortrip heeft opgelopen, en de eigenaar van de motoren zegt dat ze direct naar het ziekenhuis moet om er naar te laten kijken. Het lijkt op wondroos; een ontsteking van de onderliggende weefsels.
Ze vertrekt samen met Hans, die ’s avonds alleen terugkeert naar ons Tiger Eye Guesthouse. Irene moet een nacht in het ziekenhuis blijven. Met een infuus en antibiotica.
In het ziekenhuis! Mijn roomie! Niet eens van haar ongelooflijke crash, maar door de blauwe plek die ze gedurende de reis diverse keren opnieuw hard gestoten heeft aan haar steppies.
Rob zit inmiddels met een icepack op zijn gezwollen elleboog en ’s avonds verbind ik zijn arm. Wat een enerverend einde aan onze avontuurlijke motorrit!

Vanmorgen mocht Irene gelukkig weer met ons mee toen Robert-Jan en ik bij haar op bezoek gingen. Maandagmiddag vertrekken we richting Delhi en brengen we woensdag nog een bezoek aan de Taj Mahal voor onze nachtvlucht naar Amsterdam.

  • 30 Juni 2013 - 16:03

    Hans Croese:

    Mooi geschreven Daniëlle, jouw verhalen en die van Rob zijn door mij met veel plezier gelezen en gaven een mooi beeld van jullie belevenissen, en daarbovenop de prachtige foto's ! BEDANKT !!

  • 30 Juni 2013 - 20:55

    Ben De Hoog:

    Zo herkenbaar. Voor mij inmiddels een jaar geleden. Maar door je verslag te lezen lijkt die tijd maar heel kort geleden. Wel wat heftige dingen meegemaakt zeg! Weet je wat ook zo leuk is, de herinneringen. Ze worden steeds mooier....let maar op!

  • 01 Juli 2013 - 08:39

    Rik:

    Ongelovelijk.....wat een verhaal weer. Ademloos gelezen....ik proef weer die stofwolken en de dampen van de Tata's, die jij écht perfect weet te omschrijven.

    Bizar ook dat verhaal van je roomie. Hoop dat de komende dagen het beter met haar zal gaan. En datzelfde geldt voor je knie....en al die blauwe plekken. Geniet de laatste dagen nog.... x

  • 02 Juli 2013 - 11:31

    Michel:

    Ik zal het papier weghalen en een kannetje neerzetten als je de verhalen komt vertellen en de foto's komt laten zien.

  • 02 Juli 2013 - 22:38

    Johs :

    Oeps, is mijn motor het ravijn ingestort of die van Marko........ Ik had nummer 62..........
    Ik heb wel weer wat gemist allemaal hoor!. Doei.

  • 11 Juli 2013 - 00:38

    Irene:

    We zijn nog niet een week terug van deze bijzonder reis, maar toch beleef ik het weer helemaal opnieuw als ik jouw kleurrijke verhaal lees! (Met mijn been gaat t trouwens stuk beter, zijn twee sneetjes ingemaakt en ik moet het blijven uitspoelen en ben aan mijn tweede antibioticakuur bezig). Nee hoor Johs, heb Marco zijn motor te pletter gereden...is je hart weer gerust ; ) ! Echt balen idd in de laatste kilometers...Maar ja, goed afgelopen verder! En had t allemaal voor geen goud willen missen!

  • 13 Juli 2013 - 22:22

    Iris:

    Ja het bekende verhaal, op het moment dat je denkt 'nu heeben we het gehad...' Gebeurd er iets dramatisch. Gelukkig naar omstandigheden alles goed afgelopen.
    Tsjongejonge wat een verhaal weer!
    Knufs xx Iris

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Daniëlle

Voor iedereen die gezegd heeft: je houdt toch wel een blog bij????

Actief sinds 11 Juli 2010
Verslag gelezen: 546
Totaal aantal bezoekers 131853

Voorgaande reizen:

12 Oktober 2014 - 16 April 2015

The Riding Reporters

14 Juni 2013 - 04 Juli 2013

Indian Summer

27 November 2011 - 19 December 2011

Playing at Playa

05 November 2010 - 01 April 2011

Ravage@Zuid-Amerika

08 Januari 2013 - 30 November -0001

Op reis met mijn eerste boek

Landen bezocht: