New Delhi - Reisverslag uit New Delhi, India van Daniëlle Boelens - WaarBenJij.nu New Delhi - Reisverslag uit New Delhi, India van Daniëlle Boelens - WaarBenJij.nu

New Delhi

Door: Danielle Boelens

Blijf op de hoogte en volg Daniëlle

15 Juni 2013 | India, New Delhi

Op Schiphol ontmoet ik Marco, Johs en Robert-Jan; drie van mijn medereizigers en Hans, de gids van Touratrek die onze motorreis door de Indiase Himalaya zal begeleiden. Irene ontmoeten we bij de gate. Zij wordt mijn roomie de komende drie weken en het klikt gelukkig meteen tussen ons. Na de tussenstop in Wenen zitten we naast elkaar aan weerszijden van het gangpad en kletsen de vlieguren vol. Naast me zit een Indiaas meisje, waar ik later mee in gesprek raak. Ze woont sinds haar elfde in Italië, maar leeft wel volgens Hindoe regels. Ze is nu 24, woont thuis bij haar ouders en wordt straks in India voorgesteld aan haar man. Haar vader is haar drie weken vooruit gereisd en heeft een geschikte kandidaat gevonden. Ik vraag haar of ze dat niet erg vindt, en we krijgen een interessant gesprek over het leven in het westen versus het hindoeïsme.
Het hindoeïsme kent veel regels. Hindoes leven volgens de regels van deze religieuze traditie. De grote lijnen komen neer op: niet klagen, het leven lijdzaam ondergaan en goed zijn voor je medemens, tot de verlichting is bereikt. De verlichting kan vele levens duren. Het leven op aarde is slechts tijdelijk, dat leven is afzien. Je wordt geboren in een kaste, en in die kaste zul je ook sterven. Aan de hand van je geleefde leven op aarde, keer je terug in een hogere of lagere kaste. Het reïncarneren houdt pas op, wanneer je in de hoogste kaste geleefd hebt volgens de hindoe regels en sterft. Op dat moment bereik je de Verlichting en hoef je niet meer terug te keren op aarde.
Preet is blij met deze regels. Ze geven haar houvast. Haar vriendinnen in Italië struggelen met vriendjes en weten nooit zeker of ze zullen trouwen. Als ze trouwen, weten ze niet of dat huwelijk voor eeuwig zal zijn. Preet kan, als ze volgens de hindoe regels leeft, geen verkeerde beslissingen nemen. Ze mag geen vlees eten, zelfs geen ei (want, verzekert ze me, 25% van de bestanddelen van een ei is dierlijk), ze moet om 9 uur ’s avonds thuis zijn (anders denken de hindoe buren dat ze zich niet goed gedraagt en wordt haar naam in diskrediet gebracht) en haar vader kiest haar man. Ze mag zelf na een paar weken zeggen of ze met hem wil trouwen of niet. Anders zoekt hij een andere man. Ze gelooft dat ze heel gelukkig wordt. Gelukkiger dan de meeste westerse vrouwen die hun leven lang op zoek zijn naar het hoogst haalbare. Zoals ik zeg maar.
We hebben een erg leuk gesprek. Heel open en eerlijk en ze vraagt of ze met mij mag skypen om haar Engels te oefenen. Het lijkt me geweldig om te weten hoe haar leven verder loopt. Ik geef haar mijn skype naam en e-mail adres. Ik hoop dat ik nog wat van haar hoor.
Het vliegtuig is geland. “Ladies and gentlemen, we have arrived in New Delhi.”

Twintig jaar geleden ben ik van dit vliegveld opgestegen. Zwerend dat ik er nooit meer zou terugkeren. New Delhi. De hitte stroomt me tegemoet zodra ik het vliegtuig uitstap. ‘Welcome to India’, staat er gastvrij in gouden letters boven me. Het vliegveld lijkt in niets meer op de taxfree ruimte waar ik ooit 55 uur heb vastgezeten tijdens een overstap naar Nepal (zie 4 blogs terug: 'Writer on the move')
Ik krijg geen flashbacks.
De groep wordt verdeeld over twee taxibusjes en we rijden rond middernacht door een warm Delhi. Koeien lopen in de berm. Mensen slapen op de grond. Verkeer rijdt luid toeterend kriskras door elkaar heen. Tuktuks, auto’s, busjes, fietsers, riksja’s. De eerste flashbacks beginnen terug te komen, opgeroepen door de zwarte taxi’s met gele daken die nu als oldtimer nog altijd het beeld van Delhi regeren, ondanks dat er een hoop Japans spul is bijgekomen.
We komen aan bij een mooi hotel en gooien ons neer op de banken in de lobby. We zijn er!
Wat later arriveert ook Rob, hij is vanuit Chicago gekomen en is tien uur langer onderweg geweest dan wij. Het is erg leuk om hem nu te ontmoeten nadat ik deze in Amerika wonende Nederlander in Peru ben misgelopen. Dat blijft een verhaal apart. (zie vorig blog: ‘Het Lot?’)

De volgende morgen is het tijd voor Delhi. Met de hele groep gaan we ergens ontbijten, wandelen we door de straten van Delhi en wisselen we allemaal 400 euro cash in roepies als benzine- en zakgeld tijdens de reis. Na het uitchecken in het hotel wandelen Irene en ik samen door de straatjes en worden we al snel aangesproken door een Indiër die ons onder het lopen van alles begint uit te leggen. Hij stuurt ons naar een tapijtenwinkel en staat buiten nog op ons te wachten wanneer we er uit komen. Ik vertel hem dat we geen gids nodig hebben en hij verzekert ons dat hij geen gids is, en geen geld hoeft. Oke, dat scheelt. Irene zegt dat ze eigenlijk wel wat meer van de stad wil zien. Ze vraagt aan de Indiër waar ‘Old Delhi’ ligt. “I have a tuktuk, I will take you there,” zegt hij. Natuurlijk. Hij heeft een tuktuk. Wat moet ik hier weer aan wennen. Het opdringen van diensten. Het snelle inschatten of een situatie veilig is. Hij draagt een schoon groen T-shirt. Heeft mooie witte tanden. Zei in eerste instantie dat hij geen geld hoefde te hebben, maar ons gewoon wilde informeren. Dat zijn punten. Nu begint hij netjes te onderhandelen over wat we willen zien en de prijs. Het is bijna half één. We moeten rond 4 uur weer terug zijn in ons hotel. Drie en een half uur. Hij noemt op wat hij ons kan laten zien. Tempels. Het onderkomen van de president, the gate of India, het museum van Ghandi. Voor 100 roepies per uur. Das 350 roepie. Zeventig roepie is een euro, dus 5 euro met z’n tweeën. We vinden het een goede deal en lopen met hem mee naar zijn tuktuk. Ook die ziet er goed uit, en heeft niet eens een deuk. Toch voelen we ons nog een beetje ongemakkelijk. Ik moet er echt weer even inkomen, dat reizen. Dat vertrouwen waarmee je zomaar met iemand meegaat in een vreemde stad als twee vrouwen alleen. Met al onze gewisselde euro’s nog op zak. Maar ergens moet je een knoop doorhakken. We gaan.

Hij rijdt ons als een malloot door de verkeerschaos waar alle regels zijn geschreven door claxons. Veel kamikaze acties en hartverzakkingen later staan we voor een prachtige tempel. We krijgen allebei een sjaal om en betreden met blote voeten de trappen naar boven. Het is een hindoe tempel, en alle goden zijn vertegenwoordigd. Dat zijn er nogal wat. Bij één van de goden zit een priester waar Dmeerv een rode stip op zijn voorhoofd ontvangt. “Is for good luck,” zegt hij. Good luck. Daar kan ik deze reis nooit genoeg van hebben. Twee tellen later loop ook ik met een rood derde oog rond. Hij legt ons van alles uit over alle goden, maar het zijn er zoveel dat het me duizelt. De enigen die ik onthoud, zijn Ganesh (die god met die slurf) en een god met een aapshoofd. Omdat ikzelf een aapje ben volgens de Chinese Dierenriem. Irene overigens ook; ze is 12 jaar jonger dan ik.
Vanuit de hindoetempel, duikt hij de verkeerschaos weer in op weg naar de tempel van de Sikhs.
In plaats van een sjaal, krijgen we deze keer een doekje om ons hoofd om ons haar af te dekken.
Dmeerv begeleidt ons in het hele ritueel. Handen wassen, voeten wassen, en dan de tempel in die overladen blijkt met goud. Mannen met grote tulbanden en lange baarden liggen op hun knieën met hun armen uitgestrekt op de grond te bidden. Sikhs mogen hun haar nooit knippen, dus zelfs kleine jongetjes van twee, dragen al een doek om hun hoofd, bijeengebonden door een grote sierlijke knoop bovenop. Verzorgde sikhs rollen hun lange baard op tot een soort kinbandje, dat achter hun oren in de tulband verdwijnt. In de tempel staat een oppersikh liederen te zingen. Achter hem zitten in een grote zaal mensen in kleermakerszit te mediteren. We lopen door de tempel heen en worden begeleid naar buiten, waar zich onderaan de trappen een enorme vijver bevindt, omringd door pilaarbogen. Mensen wassen hun voeten of gooien wat druppels uit de vijver over zich heen. Een baby’tje wordt tot aan zijn oksels ondergedompeld. De vrouwen zien er prachtig uit met hun kleurrijke en versierde sari’s, die ze kunstig om hun lichaam weten te draperen zodat de buik bloot blijft.

Dmeerv neemt ons mee naar een ander gebouw, tegenover de tempel. Op de veranda zitten in vijf lange rijen sikhs in kleermakerszit naast elkaar. Een sikh met een grijze baard en een wit gewaad zingt voor, en de groep zingt hem na. Op een hoek zitten mannen en vrouwen een berg uien te pellen en ander eten voor te bereiden. Dmeerv legt uit dat ze dat vrijwillig doen. Iedereen helpt mee met de keuken, want Sikhs mogen iedere dag gratis eten in de tempel. Hij neemt ons mee naar de keuken, waar enorme pannen staan te pruttelen met rijst en dhal bat (een soort linzensoep die over de rijst wordt gedaan). Aan een lange tafel zitten dames deeg te rollen tot kleine pannenkoekjes. Achter hen worden de pannenkoekjes op een grote bakplaat gegooid waar een aardig vuur onder brandt. Daar worden de pannenkoekjes met een stalen spatel om en om gegooid tot ze knapperig zijn. Ze maken chapati, dat gebruikt wordt als bestek, waar ze het eten mee van hun bord halen (zoals tortilla). Dmeerv geeft ons een spatel om te helpen te chapati’s te keren. Ik sta dicht bij het vuur en de hitte brandt in mijn gezicht. Toch, wanneer je eenmaal een tijdje staat gaat het wel, en zo helpen Irene en ik even mee.
Wanneer we in de eetzaal komen, zijn veel Sikhs klaar met eten. Ze dragen hun stalen dienblad met vakjes naar de keuken, terwijl de groep wachtenden nu naar binnen mag.
Dmeerv vraagt aan een Sikh of wij ook mee mogen eten. Ik voel me bezwaard; dat hoeft helemaal niet! De Sikh staat er echter op dat Irene, Dmeerv en ik mee eten. Maar wij hebben helemaal niet gewacht en gezongen! Buiten vormen zich alweer nieuwe rijen wachtenden, terwijl de eetzaal weer volloopt. We krijgen een plekje toegewezen en eten samen met wel 300 Sikhs op de grond ons eten. We zijn de enige blanken en worden hier en daar bekeken. Ik vraag aan Dmeerv of ze het niet erg vinden, dat wij zomaar mee eten terwijl zij zo lang buiten op hun beurt hebben gewacht. Hij verzekert me van niet. Wij zijn te gast. Wij worden welkom geheten. Ook dat is een overtuiging van Sikhs.
Na het eten rijdt hij ons nog rond de beloofde ‘must sees’ van India, maar onze lunch was verreweg het meest interessant en leukst van de dag.
Wanneer hij ons netjes om half 4 voor het hotel afzet, geven we hem 500 roepies. Hij schrijft zijn naam en telefoonnummer op, voor als we ooit nog in Delhi zijn en een tuktuk nodig hebben. Mocht je naar Delhi gaan, kan ik je Dmeerv van harte aanbevelen: zijn mobiele nummer is 9818992128

PS: terug in NL neemt Preet inderdaad contact met me op. Ze is verloofd met een leeftijdsgenoot en hij is een goed mens. Ze heeft alleen nog wat tijd nodig om hem goed te begrijpen. Heb maar verteld dat dat mij ook nog nooit gelukt is hahahaha.


  • 19 Juni 2013 - 15:33

    Jeroen Braakman:

    Mooi verhaal Danielle, dat smaakt naar meer!
    Ik ga gelijk ook het verhaal van de Manali en de Rohtangpas lezen.

  • 19 Juni 2013 - 15:41

    Frieda:

    Prachtig begin van de reis. Je waant je zelf helemaal in India.
    Ben al benieuwd naar het volgende verhaal.

  • 22 Juni 2013 - 09:32

    Rik:

    Ik ruik de Dhal Bat alweer.....

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Daniëlle

Voor iedereen die gezegd heeft: je houdt toch wel een blog bij????

Actief sinds 11 Juli 2010
Verslag gelezen: 571
Totaal aantal bezoekers 131858

Voorgaande reizen:

12 Oktober 2014 - 16 April 2015

The Riding Reporters

14 Juni 2013 - 04 Juli 2013

Indian Summer

27 November 2011 - 19 December 2011

Playing at Playa

05 November 2010 - 01 April 2011

Ravage@Zuid-Amerika

08 Januari 2013 - 30 November -0001

Op reis met mijn eerste boek

Landen bezocht: